U bevindt zich hier: > Beleidsnotities onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven

Beleidsnotities onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven

Onrechtmatige bewoning van recreatie verblijven op campings en chaletparken in de gemeente Rucphen vanaf 1 november 2003 tot 1 januari 2012

 

Beleidsnotitie

Onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven op campings en chaletparken in de gemeente Rucphen tot 1 november 2003 (persoonsgebonden omgevingsvergunning).

Inleiding

Het Besluit omgevingsrecht (Bor) biedt de mogelijkheid om een persoonsgebonden omgevingsvergunning te verlenen voor het permanent gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 4, onderdeel 10 van Bijlage II van de Bor. In dit artikel is opgenomen dat voldaan dient te worden aan een viertal eisen, te weten:

  • De recreatiewoning moet voldoen aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;
  • De bewoning mag niet in strijd zijn met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden;
  • De bewoner had op 31 oktober 2003 de recreatiewoning in gebruik en bewoont deze sedertdien onafgebroken;
  • De bewoner was op 31 oktober 2003 meerderjarig.

Deze wettelijke voorwaarden blijken voor bepaalde burgers onvoldoende duidelijkheid en zekerheid te bieden. In de praktijk blijkt dat het ontbreken van de voorafgaande zekerheid voor een bewoner, dat hij een omgevingsvergunning zal krijgen indien hij voldoet aan het viertal eisen in combinatie met de manier waarop een bewoner kan aantonen dat hij op 31 oktober 2003 meerderjarig was, een drempel te vormen om een vergunning aan te vragen.

De gemeente Rucphen probeert door middel van deze beleidsnotitie de genoemde onzekerheid weg te nemen door hierin op te nemen welke categorie voor een persoonsgebonden omgevingsvergunning in aanmerking kan komen en onder welke aanvullende voorwaarden een dergelijke omgevingsvergunning kan worden verleend.

Aanvullende voorwaarden

Onverlet de bepalingen in het Besluit omgevingsrecht en de Regeling omgevingsrecht over het
indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning en onverlet het gestelde in artikel
5.18, vierde lid van het Besluit omgevingsrecht over de persoonsgebondenheid van de
Omgevingvergunning, kan door het bevoegd gezag een persoonsgebonden omgevingsvergunning worden verleend voor het gebruiken van een recreatieverblijf voor tijdelijke bewoning op campings en chaletparken binnen de gemeente Rucphen, indien voldaan wordt aan de hiernavolgende voorwaarden:

- Met betrekking tot de bewoning van de recreatieverblijf is vóór 1 januari 2010 geen besluit genomen:

  1. tot oplegging van een last onder dwangsom;
  2. tot oplegging van een last onder bestuursdwang, of
  3. inhoudende dat ter zake van de bewoning van de recreatieverblijf wordt afgezien van handhaving;

- De aanvrager/bewoner toont zijn bewoning aan met ten minste 2 bewijsmiddelen. De onderstaande bewijsmiddelen kunnen hiervoor gebruikt worden, deze opsomming is echter niet limitatief:

  1. een bewijs van inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie op het adres van het recreatieverblijf;
  2. bescheiden waaruit blijkt dat het recreatieverblijf in de aangifte inkomstenbelasting is opgegeven als eigen woning en door de Belastingdienst als zodanig is aangemerkt;
  3. een polis voor een ziektekostenverzekering waarbij als adres van de bewoner het adres van het recreatieverblijf is vermeld, gevoegd bij een inschrijving van die bewoner bij een huisartsenpraktijk in de gemeente waarin het recreatieverblijf is gelegen of een aangrenzende gemeente;
  4. bescheiden waaruit blijkt dat sprake is van een door burgemeester en wethouders genomen besluit met betrekking tot bekostiging van leerlingenvervoer vanaf het adres van het recreatieverblijf;
  5. door de werkgever van de bewoner aan die bewoner verstrekte jaaropgaven waaruit blijkt dat sprake is van een inkomen van die bewoner op het adres van het recreatieverblijf;
  6. bescheiden van een uitkeringsinstantie of pensioenfonds waaruit blijkt dat sprake is van een uitkering of pensioen van die bewoner op het adres van het recreatieverblijf;
  7. bescheiden waaruit blijkt dat sprake is van een door die bewoner genoten huursubsidie, respectievelijk huurtoeslag op het adres van het recreatieverblijf;
  8. Een schriftelijke verklaring van de eigenaar/beheerder van de camping of het chaletpark, waarin de bewoning inclusief de duur wordt bevestigd;
  9. Andere documenten op grond waarvan de bewoning van het recreatieverblijf inclusief de duur wordt aangetoond.

Deze middelen kunnen aannemelijk maken, al dan niet in onderlinge samenhang, dat sprake is van onafgebroken bewoning sinds 31 oktober 2003.

- Door de aanvrager/bewoner dient een schriftelijke ondertekende reactie van de eigenaar of beheerder van de camping of het chaletpark te worden ingediend, waarin deze reageert op het voornemen van de aanvrager om een persoonsgebonden omgevingsvergunning aan te vragen voor het tijdelijk permanent bewoning van een recreatieverblijf op de betreffende camping of chaletpark. Het bevoegd gezag zal deze reactie betrekken bij de verdere besluitvorming.

- De aanvrager/bewoner van de persoonsgebonden omgevingsvergunning toont (door middel van een bouwkundig rapport) aan dat het betreffende recreatieverblijf voldoet aan de bepalingen van het Bouwbesluit 2012, niveau voor bestaande woningen. De aanvrager/bewoner staat hiertoe een inspectie door de gemeente toe van het verblijf op dit punt. De gemeente kan naar aanleiding van deze inspectie besluiten dat in de persoonsgebonden omgevingsvergunning voorwaarden worden opgenomen, in het belang van de veiligheid en de gezondheid van de bewoners/gebruikers van het recreatieverblijf. Tevens is het mogelijk dat het bevoegd gezag na een belangenafweging, het niet naleven van de bepalingen van het Bouwbesluit 2012, niveau bestaande woningen, kan worden gedoogd.

De gemeente Rucphen streeft ernaar meer uit het sociaal-economisch potentieel te halen, dat de toeristische sector in Rucphen in zich heeft. Daarom wil de gemeente Rucphen de ondernemers met een chaletpark of camping in haar gemeente de kans bieden om op geleidelijke wijze de recreatieve functie van deze chaletparken en campings te verbeteren / te optimaliseren. Hiervoor wil het gemeentebestuur het instrument van de persoonsgebonden omgevingsvergunning inzetten.

Een persoonsgebonden omgevingsvergunning wordt afgegeven voor onbeperkte duur. Deze wordt echter alleen afgegeven aan de hoofdbewoner en is niet op derden overdraagbaar. Ook niet aan familie uit de eerste, tweede of volgende lijnen. Naast de houder van de persoonsgebonden omgevingsvergunning is per recreatieverblijf slechts één persoon toegestaan met wie een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd als partner. Onder huishouding wordt in dit geval verstaan, dat twee personen of meer in het recreatieverblijf verblijven, waarbij sprake is van een duurzame relatie met een continue samenstelling en onderlinge verbondenheid. Indien van toepassing, wordt deze partner vermeld in de persoonsgebonden omgevingsvergunning. Bij het verstrekken van de persoonsgebonden omgevingsvergunning worden eventuele kinderen hier niet apart op vermeld. De kinderen mogen slechts in het recreatieverblijf wonen indien één of beide ouders/verzorgers hier ook wonen.

Een persoonsgebonden omgevingsvergunning is eveneens objectgebonden. Er is derhalve altijd sprake van een tijdelijkheid. Het desbetreffende object dient daarbij ten alle tijden te voldoen aan de in de Bor gestelde 4 eisen.

Personen met een persoonsgebonden omgevingsvergunning, en tevens alle overige bewoners van het recreatieverblijf, moeten ingeschreven staan in het GBA van de gemeente. Indien de vergunninghouder  zich uitschrijft komt de vergunning te vervallen. Het opnieuw inschrijven in het GBA geeft geen recht op een (hernieuwde) vergunning.

De persoonsgebonden omgevingsvergunning komt te vervallen indien degene aan wie deze is verstrekt verhuist of komt te overlijden. Met betrekking tot verhuizen wordt gewezen op hetgeen opgenomen is in artikel 66 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

Dit artikel schrijft voor dat een ingezetene die zijn adres wijzigt, verplicht is om binnen 5 dagen aangifte van zijn adreswijziging te doen.

Het college hanteert een begunstigingstermijn van 26 weken na het eindigen van de persoonsgebonden omgevingsvergunning om de eventueel achtergebleven bewoners in staat te stellen de situatie in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan te brengen.

Het vorenstaande is niet van toepassing indien de beëindiging van de persoonsgebonden omgevingsvergunning wordt veroorzaakt door overlijden van de hoofdbewoner/vergunninghouder en de partner waarmee de hoofdbewoner/vergunninghouder een gezamenlijke huishouding voerde in de vervallen persoonsgebonden omgevingsvergunning stond vermeld.

In dat geval is het de partner toegestaan de tijdelijke permanente bewoning voort te zetten tot deze verhuist of komt te overlijden.

Het college hanteert een begunstigingstermijn van 26 weken na verhuizing of overlijden van de betreffende partner van de voormalig hoofdbewoner/vergunninghouder om de eventueel achtergebleven bewoners in staat te stellen de situatie in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan te brengen.

Onverlet de bepalingen in het Besluit omgevingsrecht en de Regeling omgevingsrecht over het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning en onverlet het gestelde in artikel 5.18, vierde lid van het Besluit omgevingsrecht over de persoonsgebondenheid van de omgevingsvergunning en vorenstaande aanvullende voorwaarden, weigert het bevoegd gezag een persoonsgebonden omgevingsvergunning voor het gebruiken van een recreatieverblijf voor tijdelijke bewoning, indien:        

  • Het recreatieverblijf niet is gelegen op een camping of chaletpark binnen de gemeente Rucphen zoals opgenomen in het bestemmingsplan “Buitengebied Rucphen 2012”;

Hardheidsclausule

De Algemene wet bestuursrecht kent de volgende hardheidsclausule die van toepassing is: “Het college handelt overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Bij bijzondere omstandigheden gaat het om omstandigheden waarmee bij de totstandkoming van dit beleid geen rekening is gehouden en welke hierin derhalve niet zijn verdisconteerd.

Inwerkingtreding

De beleidsregels zullen bekend worden gemaakt op de daarvoor gebruikelijke wijze en in werking treden één dag na publicatie.

omhoog

Toelichting

Beleidsnotitie onrechtmatige bewoning van recreatie verblijven op campings en chaletparken binnen de gemeente Rucphen tot 1 november 2003  (persoonsgebonden omgevingsvergunning).

Inleiding

Permanente bewoning van recreatieverblijven is een probleem wat eigenlijk al heel lang speelt in vele gemeenten. In november 2003 is dit probleem door de toenmalige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) aangekaart bij de Tweede Kamer. Kern van het probleem was dat permanente bewoning van recreatieverblijven in bestemmingsplannen niet is toegestaan maar desondanks in de praktijk veel voorkwam. Gezocht werd naar een oplossing voor de problematiek waarbij duidelijkheid aan de burgers gegeven diende te worden ten aanzien van de situatie vóór december 2004. Er werden 3 mogelijkheden gegeven om een einde te maken aan onrechtmatig gebruik van de recreatiewoningen in bestaande situaties, te weten:

  1. het legaliseren van bepaalde situaties door de bestemming te veranderen in een woonbestemming;
  2. het afgeven van een persoongebonden beschikking, waardoor de huidige bewoner in de recreatiewoning kan blijven wonen;
  3. het verbod op onrechtmatige bewoning van de recreatiewoning handhaven.

Een combinatie van de 3 mogelijkheden was ook mogelijk.

De gemeenten zijn hier toen actief mee aan de slag gegaan en hebben sindsdien veel tijd en energie gestoken in het bieden van duidelijkheid aan de bewoners over het al dan niet mogen blijven bewonen van hun recreatiewoning.

Zo ook de gemeente Rucphen. In december 2004 heeft de gemeente de VROM-inspectie regio Zuid laten weten geen voorstander te zijn van legalisering van het strijdige gebruik. De recreatiewoningen binnen de gemeente zijn veelal gelegen in waardevolle en/of kwetsbare gebieden en konden niet voldoen aan de in het Bouwbesluit opgenomen nieuwbouw eisen voor permanente bewoning. Handhaving was hierbij uitgangspunt. De destijds aanwezige en verzamelde gegevens (gegevens exploitanten van recreatieparken, gegevens belastingdienst, GBA-gegevens) vormde geen directe aanleiding voor handhaving. Er was onvoldoende bewijs om in concrete gevallen tot handhaving over te gaan en is ingezet op handhaving op grond van zogenaamd ‘stapelbewijs’.

Er is sindsdien tegelijkertijd ingezet op professionalisering van de handhaving op zowel het grijze spoor (milieu) als op het rode spoor (bouwen en wonen). Binnen het rode spoor valt de handhaving van onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen in het gedeelte handhaving buitengebied en dan met name onder controle van het buitengebied. Specifiek beleid ten aanzien van onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen is hier nooit verder voor opgesteld.

Aanleiding

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de minister van Infrastructuur & Milieu (I&M) een alternatief geboden voor het wetsvoorstel ten aanzien van onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen, welke eind 2011 ter behandeling bij de Eerste Kamer was voorgelegd. Gelet op dit alternatief, het nieuwe Rijksbeleid en de bespreking in de Eerste Kamer is door de minister van I&M bij brief van 27 januari 2012 het voorstel Wet vergunning onrechtmatige bewoning recreatiewoningen bij de Eerste Kamer ingetrokken. Hierbij is tevens aangegeven dat zij de rijksbemoeienis met het dossier van de onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen beëindigt.

Door de VNG is in februari 2012 een brief verstuurd aan de gemeenten waarin dringend wordt verzocht om beleidsregels vast te stellen die een nadere invulling geven aan de voorwaarden waaronder een persoonsgebonden omgevingsvergunning wordt verleend, of om bestaande beleidsregels op basis van de bijgevoegde voorbeeldregels aan te passen / aan te vullen. Dit om mogelijke onduidelijkheid bij bewoners en derden weg te nemen.

Keuzemogelijkheden

De keuzemogelijkheden om een einde te maken aan onrechtmatig gebruik van de recreatiewoningen in bestaande situaties zijn ten opzichte van 2003 eigenlijk niet verandert.

De gemeenten kunnen op dit moment op basis van de voorwaarden die zijn gesteld in het Besluit omgevingsrecht (Bor) een persoonsgebonden omgevingsvergunning verlenen, op basis waarvan de bewoners in de recreatiewoning mogen blijven wonen. Deze omgevingsvergunning is aan een persoon verbonden en is niet overdraagbaar aan een andere persoon.

Dit wil zeggen dat wanneer de betreffende persoon niet meer in het recreatieverblijf woont, dit recreatieverblijf niet meer voor permanente bewoning gebruikt mag worden en alleen nog maar gebruikt mag worden voor recreatieve doeleinden. Daarnaast kunnen gemeenten besluiten de situatie te legaliseren of te handhaven. De keuze tussen de mogelijkheden ligt bij de gemeente.

In sommige gevallen is het mogelijk dat een door de gemeente gemaakte keuze op voorhand niet voldoende duidelijkheid en zekerheid biedt aan de bewoners van recreatiewoningen. Om die duidelijkheid wel te kunnen bieden is het noodzakelijk dat de gemeente helder beleid heeft. Het gaat hier met name om het geven van een nadere invulling aan de voorwaarden waaronder de gemeente een omgevingsvergunning verleent, in bepaalde gevallen van langdurig bestaande en niet gehandhaafde onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen, gestart vóór 1 november 2003. Deze datum is als uiterste peildatum gesteld door de minister.

Gemaakte keuze

In de vigerende bestemmingsplannen, bijvoorbeeld het bestemmingsplan “Buitengebied Rucphen 2012”, is de permanente bewoning van recreatiewoningen, zowel solitair gelegen recreatiewoningen als recreatiewoningen aanwezig op campings en chaletparken, niet toegestaan. Voor het bestemmingsplan “Buitengebied Rucphen 2012” wordt o.a. verwezen naar artikel 20.3.1 lid f voor recreatiewoningen binnen de bestemming “Recreatie-verblijfrecreatie”.

Daar waar onrechtmatig gebruik wordt gemaakt van recreatiewoningen, door permanente bewoning hiervan, is sprake van een illegale situatie. Zoals eerder aangegeven heeft de gemeente Rucphen in december 2004 de VROM-inspectie regio Zuid laten weten geen voorstander te zijn van legalisering van het strijdige gebruik. Deze insteek is niet veranderd. Legalisatie van onrechtmatige bewoning is dan ook niet aan de orde. Handhaving van de illegale situaties is hierbij de juiste keuze.

Het Besluit omgevingsrecht (Bor) biedt de mogelijkheid om een persoonsgebonden omgevingsvergunning te verlenen voor het permanent gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 4, onderdeel 10 van Bijlage II van de Bor. In dit artikel is opgenomen dat voldaan dient te worden aan een viertal eisen, te weten:

  • De recreatiewoning moet voldoen aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;
  • De bewoning mag niet in strijd zijn met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden;
  • De bewoner had op 31 oktober 2003 de recreatiewoning in gebruik en bewoont deze sedertdien onafgebroken;
  • De bewoner was op 31 oktober 2003 meerderjarig.

Deze wettelijke voorwaarden blijken voor bepaalde burgers onvoldoende duidelijkheid en zekerheid te bieden. In de praktijk blijkt dat het ontbreken van de voorafgaande zekerheid voor een bewoner, dat hij een omgevingsvergunning zal krijgen indien hij voldoet aan het viertal eisen in combinatie met de manier waarop een bewoner kan aantonen dat hij op 31 oktober 2003 meerderjarig was, een drempel te vormen om een vergunning aan te vragen.

De gemeente Rucphen probeert door middel van deze beleidsnotitie de genoemde onzekerheid weg te nemen door hierin op te nemen onder welke aanvullende voorwaarden een dergelijke omgevingsvergunning wordt verleend.

Persoonsgebonden omgevingsvergunning

De gemeente Rucphen streeft ernaar meer uit het sociaal-economisch potentieel te halen, dat de toeristische sector in Rucphen in zich heeft. Daarom wil de gemeente Rucphen de ondernemers met een chaletpark of camping in haar gemeente de kans bieden om op geleidelijke wijze de recreatieve functie van deze chaletparken en campings te verbeteren / te optimaliseren. Hiervoor wil het gemeentebestuur het instrument van de persoonsgebonden omgevingsvergunning inzetten.

Een persoonsgebonden beschikking wordt afgegeven voor onbeperkte duur. Deze wordt echter alleen afgegeven aan de hoofdbewoner en is niet op derden overdraagbaar.

Ook niet aan familie uit de eerste, tweede of volgende lijnen. Bij het verstrekken van de persoonsgebonden omgevingsvergunning worden eventuele kinderen hier niet apart op vermeld. De kinderen mogen slechts in het recreatieverblijf wonen indien een of beide ouders/verzorgers hier ook wonen. Een eventuele partner wordt wel vermeld in de persoonsgebonden omgevingsvergunning.

Een persoonsgebonden omgevingsvergunning is eveneens objectgebonden. Het desbetreffende object dient daarbij ten alle tijden te voldoen aan de in de Bor gestelde 4 eisen.

Personen met een persoonsgebonden omgevingsvergunning moeten ingeschreven staan in het GBA van de gemeente. Indien men zich uitschrijft komt de vergunning te vervallen. Het opnieuw inschrijven in het GBA geeft geen recht op een (hernieuwde) gedoogbeschikking.

De persoonsgebonden omgevingsvergunning komt te vervallen indien degene aan wie deze is verstrekt verhuist of komt te overlijden.

Indien de beëindiging van de persoonsgebonden omgevingsvergunning wordt veroorzaakt door overlijden van de hoofdbewoner/vergunninghouder en de partner waarmee de hoofdbewoner/vergunninghouder een gezamenlijke huishouding voerde in de vervallen persoonsgebonden omgevingsvergunning stond vermeld, is het de partner toegestaan de tijdelijke permanente bewoning voort te zetten tot deze verhuist of komt te overlijden.

Met betrekking tot verhuizen wordt gewezen op hetgeen opgenomen in artikel 66 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Dit artikel schrijft voor dat een ingezetene die zijn adres wijzigt, verplicht is om binnen 5 dagen aangifte van zijn adreswijziging te doen.

De kosten behorende bij het aanvragen van een persoongebonden omgevingsvergunning zijn voor rekening van de aanvrager. Dit heeft eveneens betrekking op de kosten die de aanvrager moet maken om te kunnen voldoen aan de wettelijke eisen en de in dit beleid gestelde aanvullende regels.

Handhaven

Indien er sprake is van onrechtmatige bewoning van een recreatieverblijf op een camping of een chaletpark binnen de gemeente Rucphen, dat niet via een persoonsgebonden omgevingsvergunning of persoonsgebonden gedoogbeschikking kan worden vergund of gedoogd (b.v. omdat niet voldaan wordt aan de gestelde wettelijke eisen, voorwaarden of aanvullende voorwaarden of dat een bewoner weigert een persoonsgebonden vergunning of gedoogbeschikking aan te vragen), dan zal hiertegen handhavend worden opgetreden.

Legaliseren

Zoals eerder aangegeven is legalisatie van onrechtmatige bewoning niet aan de orde.

Wetsartikelen

Deze beleidsnotitie is opgesteld ter nadere invulling van artikel 4, onderdeel 10 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) inhoudende de persoonlijke omgevingsvergunning voor permanente bewoning van recreatiewoningen.

Hiernaast is relevant artikel 2.1 lid 1 onder c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) inhoudende dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. Dit in samenhang met artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2 Wabo waarbij wordt aangegeven dat een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend voor de aanvraag betrekking hebbende op eerder genoemd artikel indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan in de bij de algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.

Eveneens is artikel 2.25 lid 3 Wabo van toepassing inhoudende dat bij algemene maatregel van bestuur categorieën gevallen aangewezen kunnen worden waarin de omgevingsvergunning slechts geldt voor degene aan wie zij is verleend. Dit in samenhang met artikel 5.18 4e lid Bor waarin wordt aangegeven dat gevallen uit het hiervoor genoemde artikel waarin de omgevingsvergunning slechts geldt voor degene aan wie zij is verleend, wordt aangewezen de omgevingsvergunning voor het bewonen van een recreatiewoning die met toepassing van artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2 Wabo in samenhang met artikel 4, onderdeel 10 van Bijlage II Bor is verleend.

In deze omgevingsvergunning wordt bepaald dat zij slechts geldt voor de termijn gedurende welke degene aan wie de vergunning is verleend de desbetreffende recreatiewoning onafgebroken bewoond. Het onder artikel 2.25 lid 3 onder a en b Wabo genoemde is hiermee niet van toepassing.

omhoog

Beleidsnotitie

Onrechtmatige bewoning van recreatie verblijven op campings en chaletparken in de gemeente Rucphen vanaf 1 november 2003 tot 1 januari 2012 (persoonsgebonden gedoogbeschikking).

Inleiding

Het Besluit omgevingsrecht (Bor) biedt de mogelijkheid om een persoonsgebonden omgevingsvergunning te verlenen voor het permanent gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 4, onderdeel 10 van Bijlage II van de Bor. In dit artikel is opgenomen dat voldaan dient te worden aan een viertal eisen, te weten:

  • De recreatiewoning moet voldoen aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;
  • De bewoning mag niet in strijd zijn met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden;
  • De bewoner had op 31 oktober 2003 de recreatiewoning in gebruik en bewoont deze sedertdien onafgebroken;
  • De bewoner was op 31 oktober 2003 meerderjarig.

Deze wettelijke voorwaarden maken het niet mogelijk om een persoonsgebonden omgevingsvergunning voor tijdelijke permanente bewoning van een recreatieverblijf op een camping of chaletpark te verlenen wanneer de bewoner het recreatieverblijf pas na 31 oktober 2003 in gebruik heeft genomen als woning.

Omdat het “gat” tussen 31 oktober 2003 en heden groot is en de gemeente Rucphen de problematiek op het gebied van permanente bewoning van recreatieverblijven op campings en chaletparken in zijn geheel wil oplossen, is er voor gekozen om voorwaarden op te stellen voor het verlenen van persoonsgebonden gedoogbeschikkingen. Deze voorwaarden zijn op hoofdlijnen gelijk aan die van een persoonsgebonden omgevingsvergunning voor tijdelijke permanente bewoning van een recreatieverblijf. Het verschil zit met name in de data. Er is echter wel een concrete einddatum opgenomen te weten 1 januari 2012. Om de burgers voldoende duidelijkheid en zekerheid te bieden zijn bij de voorwaarden ook aanvullende voorwaarden opgesteld.

De gemeente Rucphen probeert door middel van deze beleidsnotitie de genoemde onzekerheid weg te nemen door hierin op te nemen welke categorie voor een persoonsgebonden gedoogbeschikking in aanmerking kan komen en onder welke aanvullende voorwaarden een dergelijke gedoogbeschikking kan worden verleend.

Voorwaarden

Deze beleidsregel biedt het bevoegd gezag de mogelijkheid om een persoonsgebonden gedoogbeschikking te verlenen voor het gebruiken van een recreatieverblijf voor tijdelijke bewoning op een camping of chaletpark binnen de gemeente Rucphen. Er dient te worden voldaan aan de volgende eisen, te weten:

  • Het recreatieverblijf moet voldoen aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;
  • De bewoning mag niet in strijd zijn met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden;
  • De bewoning van het recreatieverblijf is gestart ná 31 oktober 2003 maar vóór 1 januari 2012 en de bewoning is sedertdien onafgebroken;
  • De bewoner was op het moment dat de bewoning startte meerderjarig.

Aanvullende voorwaarden

Onverlet vorenstaande voorwaarden kan door het bevoegd gezag een persoonsgebonden gedoogbeschikking worden verleend voor het gebruiken van een recreatieverblijf voor tijdelijke bewoning op campings en chaletparken binnen de gemeente Rucphen, indien voldaan wordt aan de hiernavolgende voorwaarden:

-         Met betrekking tot de bewoning van de recreatieverblijf is vóór 1 januari 2012 geen besluit genomen:

  1. tot oplegging van een last onder dwangsom;
  2. tot oplegging van een last onder bestuursdwang, of
  3. inhoudende dat ter zake van de bewoning van de recreatieverblijf wordt afgezien van handhaving;

·         De aanvrager/bewoner toont zijn bewoning aan met ten minste 2 bewijsmiddelen. De onderstaande bewijsmiddelen kunnen hiervoor gebruikt worden, deze opsomming is echter niet limitatief:

  1. een bewijs van inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie op het adres van het recreatieverblijf;
  2. bescheiden waaruit blijkt dat het recreatieverblijf in de aangifte inkomstenbelasting is opgegeven als eigen woning en door de Belastingdienst als zodanig is aangemerkt;
  3. een polis voor een ziektekostenverzekering waarbij als adres van de bewoner het adres van het recreatieverblijf is vermeld, gevoegd bij een inschrijving van die bewoner bij een huisartsenpraktijk in de gemeente waarin het recreatieverblijf is gelegen of een aangrenzende gemeente;
  4. bescheiden waaruit blijkt dat sprake is van een door burgemeester en wethouders genomen besluit met betrekking tot bekostiging van leerlingenvervoer vanaf het adres van het recreatieverblijf;
  5. door de werkgever van de bewoner aan die bewoner verstrekte jaaropgaven waaruit blijkt dat sprake is van een inkomen van die bewoner op het adres van het recreatieverblijf;
  6. bescheiden van een uitkeringsinstantie of pensioenfonds waaruit blijkt dat sprake is van een uitkering of pensioen van die bewoner op het adres van het recreatieverblijf;
  7. bescheiden waaruit blijkt dat sprake is van een door die bewoner genoten huursubsidie, respectievelijk huurtoeslag op het adres van het recreatieverblijf;
  8. Een schriftelijke verklaring van de eigenaar/beheerder van de camping of het chaletpark, waarin de bewoning inclusief de duur wordt bevestigd;
  9. Andere documenten op grond waarvan de bewoning van het recreatieverblijf inclusief de duur wordt aangetoond.

Deze middelen kunnen aannemelijk maken, al dan niet in onderlinge samenhang, dat sprake is van onafgebroken bewoning sinds 31 december 2011.

·         Door de aanvrager/bewoner dient een schriftelijke ondertekende reactie van de eigenaar of beheerder van de camping of het chaletpark te worden ingediend, waarin deze reageert op het voornemen van de aanvrager om een persoonsgebonden gedoogbeschikking aan te vragen voor het tijdelijk permanent bewoning van een recreatieverblijf op de betreffende camping of chaletpark. Het bevoegd gezag zal deze reactie betrekken bij de verdere besluitvorming.

·         De aanvrager/bewoner van de persoonsgebonden gedoogbeschikking toont (door middel van een bouwkundig rapport) aan dat het betreffende recreatieverblijf voldoet aan de bepalingen van het Bouwbesluit 2012, niveau voor bestaande woningen. De aanvrager/bewoner staat hiertoe een inspectie van de gemeente toe van het verblijf op dit punt. De gemeente kan naar aanleiding van deze inspectie besluiten dat in de persoonsgebonden omgevingsvergunning voorwaarden worden opgenomen, in het belang van de veiligheid en de gezondheid van de bewoners/gebruikers van het recreatieverblijf. Tevens is het mogelijk dat het bevoegd gezag na een belangenafweging, het niet naleven van de bepalingen van het Bouwbesluit 2012, niveau bestaande woningen, kan worden gedoogd.

De persoonsgebonden gedoogbeschikking maakt het mogelijk om onrechtmatige bewoning van recreatieverblijf op een camping of chaletpark binnen de gemeente Rucphen die is gestart na 31 oktober 2003 maar voor 1 januari 2012 tijdelijk te gedogen.

De gemeente Rucphen streeft ernaar meer uit het sociaal-economisch potentieel te halen, dat de toeristische sector in Rucphen in zich heeft. Daarom wil de gemeente Rucphen de ondernemers met een chaletpark of camping in haar gemeente de kans bieden om op geleidelijke wijze de recreatieve functie van deze chaletparken en campings te verbeteren / te optimaliseren. Hiervoor wil het gemeentebestuur het instrument van de persoonsgebonden gedoogbeschikking inzetten.

Een persoonsgebonden gedoogbeschikking wordt afgegeven voor onbeperkte duur. Deze wordt echter alleen afgegeven aan de hoofdbewoner en is niet op derden overdraagbaar. Ook niet aan familie uit de eerste, tweede of volgende lijnen. Naast de houder van de persoonsgebonden gedoogbeschikking is per recreatieverblijf slechts één persoon toegestaan met wie een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd als partner. Onder huishouding wordt in dit geval verstaan, dat twee personen of meer in het recreatieverblijf verblijven, waarbij sprake is van een duurzame relatie met een continue samenstelling en onderlinge verbondenheid. Indien van toepassing wordt deze partner vermeld in de persoonsgebonden gedoogbeschikking. Bij het verstrekken van de persoonsgebonden gedoogbeschikking worden eventuele kinderen hier niet apart op vermeld. De kinderen mogen slechts in het recreatieverblijf wonen indien één of beide ouders/verzorgers hier ook wonen.

Een persoonsgebonden gedoogbeschikking is eveneens objectgebonden. Er is derhalve altijd sprake van een tijdelijkheid. Het desbetreffende object dient daarbij ten alle tijden te voldoen aan de in de Bor gestelde 4 eisen.

Personen met een persoonsgebonden gedoogbeschikking, en tevens alle overige bewoners van het recreatieverblijf, moeten ingeschreven staan in het GBA van de gemeente. Indien de vergunninghouder  zich uitschrijft komt de beschikking te vervallen. Het opnieuw inschrijven in het GBA geeft geen recht op een (hernieuwde) beschikking.

De persoonsgebonden gedoogbeschikking komt te vervallen indien degene aan wie deze is verstrekt verhuist of komt te overlijden. Met betrekking tot verhuizen wordt gewezen op hetgeen opgenomen is in artikel 66 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Dit artikel schrijft voor dat een ingezetene die zijn adres wijzigt, verplicht is om binnen 5 dagen aangifte van zijn adreswijziging te doen.

Het college hanteert een begunstigingstermijn van 26 weken na het eindigen van de persoonsgebonden gedoogbeschikking om de eventueel achtergebleven bewoners in staat te stellen de situatie in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan te brengen.

Het vorenstaande is niet van toepassing indien de eindiging van de persoonsgebonden gedoogbeschikking wordt veroorzaakt door overlijden van de hoofdbewoner/vergunninghouder en de partner waarmee de hoofdbewoner/beschikkinghouder een gezamenlijke huishouding voerde in de vervallen persoonsgebonden gedoogbeschikking stond vermeld.

In dat geval is het de partner toegestaan de tijdelijke permanente bewoning voort te zetten tot deze verhuist of komt te overlijden. De kinderen mogen in dit geval slechts in het recreatieverblijf blijven wonen indien de betreffende partner als ouder/verzorger van deze kinderen moet worden aangemerkt.

Het college hanteert een begunstigingstermijn van 26 weken na verhuizing of overlijden van de betreffende partner van de voormalig hoofdbewoner/beschikkinghouder om de eventueel achtergebleven bewoners in staat te stellen de situatie in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan te brengen.

Onverlet voorstaande voorwaarden en aanvullende voorwaarden, weigert het bevoegd gezag een persoonsgebonden gedoogbeschikking voor het gebruiken van een recreatieverblijf voor tijdelijke bewoning op campings en chaletparken binnen de gemeente Rucphen, indien:

  • Het recreatieverblijf niet is gelegen op een camping of chaletpark binnen de gemeente Rucphen zoals opgenomen in het bestemmingsplan “Buitengebied 2012”;

Hardheidsclausule

De Algemene wet bestuursrecht kent de volgende hardheidsclausule die van toepassing is: “Het college handelt overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Bij bijzondere omstandigheden gaat het om omstandigheden waarmee bij de totstandkoming van dit beleid geen rekening is gehouden en welke hierin derhalve niet zijn verdisconteerd.

Inwerkingtreding

De beleidsregels zullen bekend worden gemaakt op de daarvoor gebruikelijke wijze en in werking treden één dag na publicatie.

omhoog

Toelichting

Beleidsnotitie onrechtmatige bewoning van recreatie verblijven op campings en chaletparken binnen de gemeente Rucphen vanaf 1 november 2003 tot 1 januari 2012 (persoonsgebonden gedoogbeschikking).

 

Inleiding

Permanente bewoning van recreatieverblijven is een probleem wat eigenlijk al heel lang speelt in vele gemeenten. In november 2003 is dit probleem door de toenmalige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) aangekaart bij de Tweede Kamer. Kern van het probleem was dat permanente bewoning van recreatieverblijven in bestemmingsplannen niet is toegestaan maar desondanks in de praktijk veel voorkwam. Gezocht werd naar een oplossing voor de problematiek waarbij duidelijkheid aan de burgers gegeven diende te worden ten aanzien van de situatie vóór december 2004. Er werden 3 mogelijkheden gegeven om een einde te maken aan onrechtmatig gebruik van de recreatiewoningen in bestaande situaties, te weten:

  1. het legaliseren van bepaalde situaties door de bestemming te veranderen in een woonbestemming;
  2. het afgeven van een persoongebonden beschikking, waardoor de huidige bewoner in de recreatiewoning kan blijven wonen;
  3. het verbod op onrechtmatige bewoning van de recreatiewoning handhaven.

Een combinatie van de 3 mogelijkheden was ook mogelijk.

De gemeenten zijn hier toen actief mee aan de slag gegaan en hebben sindsdien veel tijd en energie gestoken in het bieden van duidelijkheid aan de bewoners over het al dan niet mogen blijven bewonen van hun recreatiewoning.

Zo ook de gemeente Rucphen. In december 2004 heeft de gemeente de VROM-inspectie regio Zuid laten weten geen voorstander te zijn van legalisering van het strijdige gebruik. De recreatiewoningen binnen de gemeente zijn veelal gelegen in waardevolle en/of kwetsbare gebieden en konden niet voldoen aan de in het Bouwbesluit opgenomen nieuwbouw eisen voor permanente bewoning. Handhaving was hierbij uitgangspunt. De destijds aanwezige en verzamelde gegevens (gegevens exploitanten van recreatieparken, gegevens belastingdienst, GBA-gegevens) vormde geen directe aanleiding voor handhaving. Er was onvoldoende bewijs om in concrete gevallen tot handhaving over te gaan en is ingezet op handhaving op grond van zogenaamd ‘stapelbewijs’.

Er is sindsdien tegelijkertijd ingezet op professionalisering van de handhaving op zowel het grijze spoor (milieu) als op het rode spoor (bouwen en wonen). Binnen het rode spoor valt de handhaving van onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen in het gedeelte handhaving buitengebied en dan met name onder controle van het buitengebied. Specifiek beleid ten aanzien van onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen is hier nooit verder voor opgesteld.

Aanleiding

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de minister van Infrastructuur & Milieu (I&M) een alternatief geboden voor het wetsvoorstel ten aanzien van onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen, welke eind 2011 ter behandeling bij de Eerste Kamer was voorgelegd. Gelet op dit alternatief, het nieuwe Rijksbeleid en de bespreking in de Eerste Kamer is door de minister van I&M bij brief van 27 januari 2012 het voorstel Wet vergunning onrechtmatige bewoning recreatiewoningen bij de Eerste Kamer ingetrokken. Hierbij is tevens aangegeven dat zij de rijks bemoeienis met het dossier van de onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen beëindigt.

Door de VNG is in februari 2012 een brief verstuurd aan de gemeenten waarin dringend wordt verzocht om beleidsregels vast te stellen die een nadere invulling geven aan de voorwaarden waaronder een persoonsgebonden omgevingsvergunning wordt verleend, of om bestaande beleidsregels op basis van de bijgevoegde voorbeeldregels aan te passen / aan te vullen. Dit om mogelijke onduidelijkheid bij bewoners en derden weg te nemen.

De uiterste datum om een persoonsgebonden omgevingsvergunning voor het gebruiken van een recreatieverblijf voor tijdelijke bewoning op campings en chaletparken binnen de gemeente Rucphen te kunnen verlenen betreft 31 oktober 2003.

Het “gat” tussen die datum en heden is groot. Omdat de gemeente Rucphen de problematiek omtrent permanente bewoning van recreatieverblijven op campings en chaletparken geheel wenst op te lossen, is er voor gekozen om niet alleen beleidsregels op te stellen voor het kunnen verlenen van een persoonsgebonden omgevingsvergunning, maar tevens beleidsregels op te stellen voor het kunnen verlenen van een persoonsgebonden gedoogbeschikking.

Gemaakte keuze

In de vigerende bestemmingsplannen, bijvoorbeeld het bestemmingsplan “Buitengebied Rucphen 2012”, is de permanente bewoning van recreatieverblijven, zowel solitair gelegen recreatieverblijven als recreatiewoningen aanwezig op campings en chaletparken, niet toegestaan. Voor het bestemmingsplan “Buitengebied Rucphen 2012” wordt o.a. verwezen naar artikel 20.3.1 lid f voor recreatiewoningen binnen de bestemming “Recreatie-verblijfrecreatie”.

Daar waar onrechtmatig gebruik wordt gemaakt van recreatiewoningen, door permanente bewoning hiervan, is sprake van een illegale situatie. Zoals eerder aangegeven heeft de gemeente Rucphen in december 2004 de VROM-inspectie regio Zuid laten weten geen voorstander te zijn van legalisering van het strijdige gebruik. Deze insteek is niet veranderd. Legalisatie van onrechtmatige bewoning is dan ook niet aan de orde. Handhaving van de illegale situaties is hierbij de juiste keuze.

Het Besluit omgevingsrecht (Bor) biedt de mogelijkheid om een persoonsgebonden omgevingsvergunning te verlenen voor het permanent gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 4, onderdeel 10 van Bijlage II van de Bor. In dit artikel is opgenomen dat voldaan dient te worden aan een viertal eisen, te weten:

  • De recreatiewoning moet voldoen aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;
  • De bewoning mag niet in strijd zijn met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden;
  • De bewoner had op 31 oktober 2003 de recreatiewoning in gebruik en bewoont deze sedertdien onafgebroken;
  • De bewoner was op 31 oktober 2003 meerderjarig.

Deze wettelijke voorwaarden maken het echter niet mogelijk om een persoonsgebonden omgevingsvergunning voor tijdelijke permanente bewoning van een recreatieverblijf op een camping of chaletpark te verlenen wanneer de bewoner het recreatieverblijf pas na 31 oktober 2003 in gebruik heeft genomen.

Omdat het “gat” tussen 31 oktober 2003 en 1 januari 2012 groot is en de gemeente Rucphen de problematiek op het gebied van permanente bewoning van recreatieverblijven op campings en chaletparken in zijn geheel wil oplossen, is er voor gekozen om voorwaarden op te stellen voor het verlenen van persoonsgebonden gedoogbeschikkingen.

Deze voorwaarden zijn op hoofdlijnen gelijk aan die van een persoonsgebonden omgevingsvergunning voor tijdelijke permanente bewoning van een recreatieverblijf. Het verschil zit met name in de data. Er is echter wel een concrete einddatum opgenomen te weten 1 januari 2012. Om de burgers voldoende duidelijkheid en zekerheid te bieden zijn bij de voorwaarden ook aanvullende voorwaarden opgesteld.

De gemeente Rucphen probeert door middel van deze beleidsnotitie de genoemde onzekerheid weg te nemen door hierin op te nemen welke categorie voor een persoonsgebonden gedoogbeschikking in aanmerking kan komen en onder welke aanvullende voorwaarden een dergelijke gedoogbeschikking kan worden verleend.

Persoonsgebonden gedoogbeschikking

De gemeente Rucphen streeft ernaar meer uit het sociaal-economisch potentieel te halen, dat de toeristische sector in Rucphen in zich heeft. Daarom wil de gemeente Rucphen de ondernemers met een chaletpark of camping in haar gemeente de kans bieden om op geleidelijke wijze de recreatieve functie van deze chaletparken en campings te verbeteren / te optimaliseren. Hiervoor wil het gemeentebestuur het instrument van de persoonsgebonden gedoogbeschikking inzetten.

Een persoonsgebonden gedoogbeschikking wordt afgegeven voor onbeperkte duur. Deze wordt echter alleen afgegeven aan de hoofdbewoner en is niet op derden overdraagbaar. Ook niet aan familie uit de eerste, tweede of volgende lijnen. Bij het verstrekken van de persoonsgebonden gedoogbeschikking worden eventuele kinderen hier niet apart op vermeld.

De kinderen mogen slechts in het recreatieverblijf wonen indien een of beide ouders/verzorgers hier ook wonen. Een eventuele partner wordt wel vermeld in de persoonsgebonden gedoogbeschikking.

Een persoonsgebonden gedoogbeschikking is eveneens objectgebonden. Het desbetreffende object dient daarbij ten alle tijden te voldoen aan de in de voorwaarden opgenomen eisen.

Personen met een persoonsgebonden gedoogbeschikking moeten ingeschreven staan in het GBA van de gemeente. Indien men zich uitschrijft komt de gedoogbeschikking te vervallen. Het opnieuw inschrijven in het GBA geeft geen recht op een (hernieuwde) gedoogbeschikking.

De persoonsgebonden gedoogbeschikking komt te vervallen indien degene aan wie deze is verstrekt verhuist of komt te overlijden.

Indien de beëindiging van de persoonsgebonden gedoogbeschikking wordt veroorzaakt door overlijden van de hoofdbewoner/vergunninghouder en de partner waarmee de hoofdbewoner/vergunninghouder een gezamenlijke huishouding voerde in de vervallen persoonsgebonden omgevingsvergunning stond vermeld, is het de partner toegestaan de tijdelijke permanente bewoning voort te zetten tot deze verhuist of komt te overlijden. De kinderen mogen in dit geval slechts in het recreatieverblijf blijven wonen indien de betreffende partner als ouder/verzorger van deze kinderen moet worden aangemerkt.

Met betrekking tot verhuizen wordt gewezen op hetgeen opgenomen is in artikel 66 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Dit artikel schrijft voor dat een ingezetene die zijn adres wijzigt, verplicht is om binnen 5 dagen aangifte van zijn adreswijziging te doen.

De kosten behorende bij het aanvragen van een persoonsgebonden gedoogbeschikking zijn voor rekening van de aanvrager. Dit heeft eveneens betrekking op de kosten die de aanvrager moet maken om te kunnen voldoen aan de wettelijke eisen en de in dit beleid gestelde aanvullende regels.

Handhaven

Indien er sprake is van onrechtmatige bewoning van een recreatieverblijf op een camping of een chaletpark binnen de gemeente Rucphen dat niet via een persoonsgebonden omgevingsvergunning of persoonsgebonden gedoogbeschikking kan worden vergund of gedoogd (b.v. omdat niet voldaan wordt aan de gestelde wettelijke eisen, voorwaarden of aanvullende voorwaarden of dat een bewoner weigert een persoonsgebonden vergunning of gedoogbeschikking aan te vragen), dan zal hiertegen handhavend worden opgetreden.

Legaliseren

Zoals eerder aangegeven is legalisatie van onrechtmatige bewoning niet aan de orde.

omhoog